[Vaste Rubriek - Markante mensen] Aflevering 4
Jan de Jong begon op 28-jarige leeftijd zijn eigen slagerij in Gilze. Hij was al snel de grootste slachter/slager in het dorp. Jan investeerde voortdurend in uitbreidingen en moderniseringen van zijn bedrijf. Hij zag vaak kansen die anderen lieten liggen. Zo werd hij, naast slager, ook schapenhouder. En ook dat bracht weer nieuwe kansen en mogelijkheden.
door Mirjam Heijs
Jan de Jong werd geboren in Dongen op 18 juli 1910. Hij was de derde zoon in het slagersgezin van Adrianus en Johanna Haast. Vader Adrianus was rund- en varkenslager en bracht de passie voor het slagersvak over op zijn zoons: ook de twee oudere broers van Jan werden slager.
Na zijn leerschool bij zijn vader in Dongen kocht Jan in 1937 een flink stuk grond in Gilze. Hij liet hierop een ruim woonhuis bouwen met een winkel aan de Nieuwstraat. Achter het woonhuis en de winkel kwam een slachtplaats, met daarbij een kokerij en rokerij voor de verwerking van het vlees. Later liet hij ook nog stallen voor koeien, varkens en kippen bouwen.
In februari 1938 betrok Jan het nieuwe pand en begon hij zijn eigen bedrijf. Zijn jongste broer Adriaan en zijn zus Cor hielpen hem de eerste tijd in de slachterij en de slagerij. Op 2 augustus 1938 trouwde Jan met Fien van der Steen uit Chaam. In de loop der jaren kregen Jan en Fien vijf kinderen: drie jongens en twee meisjes. Kort na hun huwelijk vertrok zus Cor weer naar Dongen. Zij trouwde in 1946 met de Gilse steenfabrikant Sjef Hendrikx. Ook Adriaan trok zich terug uit het bedrijf, al sprong hij bij grote drukte nog wel bij. Adriaan overleed in 1952. Voor het verrichten van alle werkzaamheden werd al snel personeel aangetrokken: in de slagerij, de winkel, maar ook in het huishouden.
Een slagerij in Gilze
Dat Jan juist Gilze had uitgezocht om daar een slagerij te beginnen, had volgens zoon Guus alles te maken met zijn fietstochten van Dongen naar zijn lief in Chaam. Op de terugweg naar Dongen nam hij vaak een uitsmijter bij Hotel De Kronen. Tot zijn grote verbazing werd daarbij geen gebraden rosbief geserveerd. Dat bracht hem op een idee! Zijn slagerij zou voorzien in de luxere rosbief: daarmee dacht hij de concurrentie wel aan te kunnen. Bovendien zou hij de huizen langsgaan en de bestellingen opnemen. ’s Zaterdags en ’s zondags (later ook door de week) zouden dan de bestellingen thuisgebracht worden: in een grote mand, op de fiets! Een ongekende service in die tijd!
In die beginjaren werd er tweemaal in de week geslacht: ’s maandags en ’s woensdags vroeg. Koeien kocht Jan op de Bossche veemarkt. De stal diende voor tijdelijke opvang. Voor de varkens, vaak nog ‘huisslacht’ bij boeren thuis, had Jan zijn vaste adressen.
Na de slacht werd het vlees verwerkt tot zult, bloedworst, rookvlees, ham en ook rosbief! Omdat er in die begintijd nog geen koeling was, moest al het vlees na bereiding zo snel mogelijk naar de klant. Pas in 1954 kwam er een koelkast en kon het vlees wat langer bewaard worden.
Naast al dat slachten en verwerken en rondbrengen van de bestellingen was er ook nog een winkel die bemenst moest worden. Daar zwaaide zijn vrouw Fien de scepter. In 1960 werd de winkel flink gemoderniseerd en uitgerust met een gekoelde toonbank en een diepvries.
Oorlogsjaren
Het werd 1940. De bezetter had zich midden in de gemeente Gilze en Rijen gevestigd met de vliegbasis ‘Fliegerhorst’. De daar gelegerde manschappen moesten eten. Jan kreeg opdracht het nodige vlees te leveren. Al zullen enkele dorpsgenoten daar misschien problemen mee hebben gehad, er was niet onderuit te komen. Jan had in enkele jaren zijn bedrijf flink uitgebreid en inmiddels drie mannen in dienst. Hij was als enige slager in de omgeving in staat zulke grote hoeveelheden vlees te leveren. Zijn personeel was aantoonbaar onmisbaar voor de voedselvoorziening van het dorp én van de Duitsers. Zij werden vrijgesteld van de arbeidsinzet.
Tijdens, maar ook nog na de oorlog, was er gebrek aan alles. Levensmiddelen gingen op rantsoen en waren alleen ‘op de bon’ te verkrijgen. De leveringen aan de Duitsers zorgden er echter wel voor dat er ook genoeg was voor de andere klanten. Er was weleens wat ‘over’ en er werd af en toe ook clandestien geslacht. Dat was niet zonder risico: Jan en zijn ‘rechterhand’ Thom de Boer werden hiervoor opgepakt en naar een kamp in Assen overgebracht. Dat de familie De Jong voor de duvel niet bang was, blijkt wel uit de actie van broer Adriaan: hij ging op de motor met zijspan naar Assen en haalde Jan en Thom weer terug. Zonder de slagers hadden ze op het vliegveld natuurlijk ook geen vlees! Dat hielp mogelijk wel bij het terughalen van beide mannen.
Na de bevrijding van Brabant kreeg textielfabrikant Enneking in Tilburg in december 1944 toestemming vijf varkens te laten slachten en uit te delen aan het personeel. Slager De Jong werd gevraagd deze klus te klaren. Omdat vleesvervoer verboden was, moesten de varkens ter plaatse geslacht en verwerkt worden. Met de (verplaatsbare) gehaktmolen, een mengbak en een worststopmachine vertrok Jan de Jong samen met zijn personeel naar de kantine van de fabriek in Tilburg om de klus te klaren. Leverworst, zult en koteletten stonden die kerst op tafel bij het personeel van de fabriek.
Voor grote gezinnen met geringe inkomsten bleef het ook na de oorlog nog moeilijk rond te komen. Net als tijdens de oorlog kon een slager creatief omgaan met de slacht en het ‘slachtafval’. Daar waren geen bonnen voor nodig. Omdat Jan de Jong zulke grote bestellingen te verwerken had, bleef er ook wat meer ‘over’. Jan gaf de onverkoopbare ‘soepknoken’ (vergelijkbaar met schenkel, maar met minder vlees) aan gezinnen die het goed konden gebruiken. Daar kon dan een gezonde soep van getrokken worden.
Ondernemer: schapen, wol en hooi. En koeien.
Na de oorlog werd het vliegveld weer in gebruik genomen, dit keer door de Nederlandse luchtmacht. Er deed zich een nieuwe kans voor. Het gras van het vliegveld moest regelmatig gemaaid worden en de heide bijgehouden. Jan stelde voor hier schapen voor in te zetten. Hij pachtte de grond van het vliegveld en binnen de kortste keren liepen er duizend schapen rond. Drie herders en vijf honden hielden de schapen in het oog. De schapen werden bijgevoerd met graan dat op een deel van het terrein werd verbouwd. Ook werd nog een flinke hoeveelheid hooi verkocht aan de Tilburgse dierentuin.
Het houden van schapen bracht weer nieuwe mogelijkheden! Jaarlijks werden er veel lammeren geboren en die konden natuurlijk verkocht worden. In Brabant was weinig vraag naar schapenvlees, maar Amsterdam vormde een goede afzetmarkt. Later werd het schapenvlees ook vervoerd naar Antwerpen, Brussel en zelfs naar Parijs. Eénmaal per jaar werden de schapen geschoren en dat leverde weer wol op. De wol werd verkocht aan de Nederlandse Wol Federatie. Terwijl het schapenvlees steeds minder opbracht, leverde de wol nog tot eind jaren vijftig inkomsten op. Toen ook deze markt instortte, hield Jan de schapenhouderij voor gezien: in 1962 stopte hij ermee.
Na het avontuur met de schapen kocht Jan nog een weiland aan de Rielsebaan en grond met een stal op de Rimpelaar. Hier hield hij runderen, die hij later kon slachten.
Veel te jong en na een leven van hard werken en kansen grijpen, overleed Jan de Jong op 26 november 1968 na een kortstondige opname in het ziekenhuis. Hij werd 58 jaar. Zijn zoon Guus volgde hem op in het bedrijf.
Met dank aan Guus de Jong voor de informatie en foto’s.
[Kadertekst onderaan pagina]
Iedere maand haalt Heemkring Molenheide in deze rubriek een markante persoon uit Gilze, Rijen, Hulten of Molenschot voor het voetlicht, om langzaamaan de verhalen achter inmiddels overleden dorpsgenoten vast te leggen. En tegelijkertijd recht te doen aan mensen die bijzonder waren op wat voor manier dan ook.
Weet je iemand waarvan je zegt: die hoort ook een plaatsje in deze rubriek te krijgen? Neem contact op via info@heemkringmolenheide.nl
en vermeld daarbij Schrijversteam Wiki Gilze en Rijen / markante personen. Namen, verhalen, foto’s of aanvullingen zijn van harte welkom.
Eenmaal beschreven krijgen al die opmerkelijke dorpsgenoten een pagina op https://wikimiddenbrabant.nl/Portaal:Gilze_en_Rijen.