Vijftig jaar geleden, in het voorjaar van 1974, dreigde de komst van een tweede squadron straaljagers van het type NF5 naar vliegbasis Gilze-Rijen. Dit leidde direct tot grote onrust in Molenschot en Hulten. De leefbaarheid kwam door de lawaaibelasting zodanig onder druk dat zelfs het voortbestaan van de dorpen op het spel stond. De bewoners besloten fel protest aan te tekenen en in café ’t Kusterke werd een actiecomité opgericht voor behoud van Molenschot en Hulten.

Tekst en beeldredactie: Kees van der Heijden

Het 316 squadron was de eerste straaljagereenheid die in 1972 met zo’n twintig toestellen naar Gilze-Rijen kwam. En dat zou tijdelijk zijn had de regering beloofd. Maar twee jaar later moest er plots een tweede squadron bij. Het kabinet Den Uyl besloot te bezuinigen op de luchtmacht en wilde de militaire vliegbasis Welschap bij Eindhoven sluiten. Het goedkoopste was om het daar nog gelegen 314 squadron te verhuizen naar Gilze-Rijen. Dat betekende een verdubbeling van het aantal vliegtuigen en een evenredige toename van het daarmee gepaard gaande lawaai. In Molenschot en Hulten moesten op de scholen nu al tientallen keren per dag de lessen worden onderbroken door opstijgende en dalende straaljagers. Een derde van de mensen had er last van slapeloosheid. Het werd de inwoners te veel, zij gingen niet wijken voor nog meer bommenwerpers.

Geluidsnormen

De geluidsbelasting werd uitgedrukt in kosteneenheden (KE). Maar wat hield dat in? De actievoerders becijferden dat 40 KE vergelijkbaar is met ’s nachts 193 keer per jaar wakker schrikken van een geluid dat vergelijkbaar is met een autoclaxon op drie meter van je bed gedurende één minuut. Bij 45 KE gebeurt dat 2042 maal per jaar ofwel zes keer per nacht. Een tweede squadron op Gilze-Rijen zou zoveel geluidshinder veroorzaken dat daarmee ook de normen van het kabinet zelf werden overschreden. Want volgens minister Vorrink, die over milieuhygiëne ging, was bebouwing in een zone met een geluidsoverlast van 35 tot 40 KE “niet raadzaam”, boven de 40 KE “onaanvaardbaar” en bij een belasting van 65 KE moest zelfs tot “afbraak” worden besloten. Berekend was dat twee squadrons in Molenschot 55 KE aan herrie zouden brengen.

‘Gilze-Rijen Stop!’

Ook in andere plaatsen in de omgeving kwamen ongeruste bewoners in verzet. Er ontstonden actie- en werkgroepen in wijken in Tilburg, in Bavel en in Dorst. De actieleiders besloten toen om de initiatieven te coördineren in de Stichting ‘Gilze-Rijen Stop!’. Direct na oprichting van deze regionale stichting, werden de eerste protestacties georganiseerd. Op zaterdag 11 mei 1974 stonden actievoeders met sandwichborden voor de toegangspoort om hun ongenoegen kenbaar te maken. En hier zou het niet bij blijven, dit was nog maar het begin. Op vrijdag 21 juni werden bij een drukbezochte vergadering vervolgacties aangekondigd. Een dag later lieten de overwegend uit Rotterdam afkomstige gasten van de omliggende campings hun stem al horen door met auto’s toeterend door de dorpen te rijden. Na het weekend trok op maandag een lange stoet met tractoren en andere landbouwmachines over de drukke rijksweg naar de luchtmachtbasis en het gemeentehuis. Aan burgemeester Ballings werd een petitie aangeboden en tegen commandant Visser van de vliegbasis werd namens de hele bevolking gezegd: “De regering moet beseffen dat ons nee nooit betekent. We laten ons niet verjagen door een paar van die rotkrengen van vliegtuigen. Nooit, nooit, nooit zullen wij accepteren dat onze dorpen, waar we jaren gewoond en gewerkt hebben, zomaar tegen de grond gegooid worden. Wij wijken niet voor bommenwerpers”. Diezelfde avond volgde er een bijeenkomst in zaal De Harmonie in Tilburg, waar ook staatssecretaris Stemerdink van Defensie bij was uitgenodigd. Hij kon de verhitte gemoederen onder de driehonderd aanwezigen niet bedaren. Het emotionele Molenschotse raadslid Gerrit Boemaars lag herhaaldelijk met hem in de clinch. Ook kon de staatssecretaris de indruk niet wegnemen dat van inspraak nauwelijks sprake was. Ondertussen waren de moeders en kinderen in Molenschot en Hulten bezig geweest met het beschilderen van spandoeken. De volgende ochtend stonden zij op het Binnenhof in Den Haag om ook daar te demonstreren tegen de komst van het squadron.

Operatie ‘Luchtbel’

In de zomer was het weer raak. Op zaterdag 27 juli verzamelden zich tweehonderd demonstranten bij de poort van de vliegbasis voor de ‘Operatie Luchtbel’. Bij het startsein, gegeven door Jan Bastiaansen van het comité voor behoud van Molenschot en Hulten, werd met een grote giertank de oude straaljager voor de ingang onder een dikke laag schuim gespoten. De actievoerders kondigden aan dat als er toch straaljagers kwamen, er een ‘Operatie Poep’ volgde. De startbaan zou dan geheel met koeienmest worden bespoten. De schuimpartij werd door de politie en de marechaussee oogluikend toegelaten, maar zij maakten wel duidelijk dat de poepactie niet zou worden geaccepteerd.

De protesten bleken de staatssecretaris niet onberoerd te laten. Op donderdag 8 augustus kwam Stemerdink zich persoonlijk op de hoogte stellen van de geluidshinder in Gilze en Rijen. Hij bezocht een aantal gezinnen in Molenschot die vlakbij de startbaan woonden en ’s-avonds was er een bijeenkomst waarin hij nog eens luisterde naar de grieven van de mensen uit het dorp.

‘Tilburg wordt vermoord’

Voor Tilburg stond er veel op het spel. Als de straaljagers zouden komen, kon het zijn geplande nieuwbouwwijk ‘Reeshof’, waarin was voorzien in ruim tienduizend woningen, schrappen. En dit was de enige richting voor uitbreiding van de stad. Het zou een schadepost van ruim 450 miljoen gulden opleveren. Het gemeentebestuur omschreef de ontstane situatie als “een moordaanslag op de stad”. Om de besluitvorming te beïnvloeden maakte de gemeente Tilburg in januari 1975 honderdduizend gulden vrij voor de ‘Operatie Straaljager’. Voor het eerst in de geschiedenis trad een gemeentebestuur hiermee als buitenparlementaire actiegroep op tegen de Nederlandse regering. Er werden 49.000 briefkaarten met een postzegel gedrukt, elk gezin in Tilburg zou er één naar Den Haag moeten sturen.

Doel bereikt

Eind januari drongen er vanuit Den Haag geluiden door die enige hoop gaven. Van de kant van de Verenigde Staten werd binnen de NAVO aangedrongen op aanpassing van West-Europese militaire vliegvelden voor de spreiding van Amerikaanse straaljagers in oorlogstijd. Gilze-Rijen hoorde daar bij. Hierdoor leek de kans kleiner te worden dat de omstreden overplaatsing van het 314 squadron door zou gaan. In oorlogstijd werd het dan met de Amerikaanse jagers erbij te vol. Begin februari werd duidelijk dat de verhuizing van straaljagers naar Gilze-Rijen niet door zou gaan. Ze bleven gestationeerd op Welschap bij Eindhoven. Tilburg zag op het laatste moment af van zijn acties en bespaarde zo honderdduizend gulden. In de uitvoerige beschouwing over deze kwestie in de Tweede Kamer kwam de staatssecretaris tot de conclusie “dat veel van de geuite bezwaren tegen de overplaatsing van het 314 squadron reëel zijn”. Het heftige verzet in Gilze en Rijen had volgens de analyses destijds “in overwegende mate tot de beslissing van het kabinet geleid”.

Maar hiermee was de kous nog niet af. De Stichting ‘Gilze-Rijen Stop!’ vond dat het huidige squadron ook moest verdwijnen. Het zou immers slechts tijdelijk op Gilze-Rijen verblijven en zorgde ook nu voor teveel lawaaioverlast. De actievoerders waren dan ook diep teleurgesteld toen de raadsleden Hennekam en Van Ardenne van de gemeenteraad van Gilze en Rijen op 17 februari een motie indienden ter behoud van één squadron op Gilze-Rijen. Deze raadsleden wilden geen ‘slapende’ vliegbasis. Daarvoor was de luchtmacht te belangrijk voor de gemeenschap. De gemeenteraad ging akkoord. De actievoerders beschuldigden de indieners van de motie ervan het belang van de straaljagers voor het vliegveld te hebben overdreven. De gemeenteraad zou zijn “overrompeld” en “op dubieuze gronden” verleid om met de motie in te stemmen. Zo kwamen de gemeenteraad en de actievoerders, die tot dan toe samen waren opgetrokken tegen de komst van meer NF5 toestellen, tegenover elkaar te staan.

Met de acties vijftig jaar geleden begonnen de protesten tegen geluidsoverlast rondom vliegbasis Gilze-Rijen. Hoewel het nu geen straaljagers meer zijn maar helikopters die veel herrie veroorzaken, blijft de bevolking tot op de dag van vandaag in discussie met defensie over dit thema. De huidige actiegroep ‘Geen contouren over Gilze’, die ervoor pleit om de geluidsoverlast buiten de bebouwing te houden, heeft het er nog steeds druk mee.

Bronnen: www.delpher.nl; (beeld)archief Heemkring Molenheide; tijdmachine Gilze en Rijen; Regionaal Archief Tilburg, www.geencontourenovergilze.nl