Tiest (1929) en Lia (1933) Theeuwes – Graaumans zijn wat je noemt rasechte Gilzenaren: geboren en getogen. Hoewel… Lia is geboren in Moederheil in Breda, toen nog ’t Ginneke. Haar moeder kwam daar vandaan. Op 31 december zijn ze 70 jaar getrouwd.

Door Marlene Lunter

Vóór Tiest was er al een Tiest geboren in het gezin Theeuwes. “Hij kreeg de griep en stierf voor zijn tweede jaar,” vertelt Tiest die na hem werd geboren en zijn naam kreeg. Hij heeft drie zussen. Zijn oudste zus Marie werd 101, zus Dina bijna 99. Thies: “En ons Pieta maar 88.”

Lia komt uit een gezin van zes kinderen. Ook in haar gezin is één kind jong gestorven. “Dat was in 1948, het jaar dat Juliana koningin werd. Iedereen vierde feest, wij waren in de rouw. We liepen in het zwart, dat deed je toen zes weken.” Eén broer en één zus van Lia zijn nog in leven.

Tiest ging na de lagere school meteen aan het werk. “De dag na mijn 14e verjaardag kreeg ik een overal aan.” Hij kon bij een boer gaan werken of in de leerindustrie. Het werd het laatste. Hij maakte nog een uitstapje naar de behangfabriek, “maar daar draaiden ze ploegendiensten. Hopeloos.” Hij ging terug naar het leer en bleef daar zijn hele werkzame leven. “Ik werkte tot vijf uur en ging vaak om zes uur, thuis, weer verder.” Lia ging na de lagere school naar de huishoudschool en volgde coupeusecursussen. Ze werkte als naaister en in de zorg.

Strenge verkeringstijd

Ze leerden elkaar in 1949 kennen. Tiest: “Een collega van mij wist wel een meidje voor mij. Hij was bevriend met Lia’s broer. Een paar dagen later kreeg ik haar groeten.”

Als er vroeger iemand vijftig jaar was getrouwd, was dat bijzonders. Het gebeurde zelden. De harmonie ging er dan heen en half Gilze liep uit. Toen er zo’n gouden nruiloft was, hoorde Tiest dat Lia daar ook zou zijn. “Daar heb ik haar aangesproken.”

In augustus 1949 moest Tiest als dienstplichtig soldaat naar Indië. Anderhalf jaar bleef hij weg. Het wachtten viel Lia lang. Tiest: “Toen ik terugkwam, heb ik haar opgevangen bij haar werk in Breda.” De verkeringstijd was streng. Als Lia op zondagmiddag bij Tiest was, moest ze om zes uur thuis zijn. En als Tiest bij haar was, pakte haar vader de wekker erbij tegen die tijd. “Dan wist ik al hoe laat het was.”

Tiest woonde na Indië bij zijn zus in. “Ik wilde wel op mijn eigen wonen, dus zijn we getrouwd.” Lia officieel ten huwelijk vragen deed hij niet. “Ik vond het heel normaal dat ze met mij zou trouwen.” 31 december 1954 was de grote dag: “Dan kreeg je over het hele jaar belastinggeld terug.”

Zelfstandig wonen was er jammer genoeg niet bij. Er was een woningtekort. Lia: “We zijn bij zijn zus ingetrouwd.” Lia deed iets wat verboden was in die tijd voor getrouwde vrouwen: ze bleef werken. “Dat heb ik tot mijn 60e gedaan. Ik kan niet stilzitten.” In oktober 1955 kregen ze toch een eigen plekje: een noodwoning in de Oranjestraat. Die stonden daar omdat die straat in de oorlog was gebombardeerd. Ze kregen twee dochters en een zoon. In 1960 verhuisden ze naar de Windvang.

Hun hele leven hadden ze geen auto. Toch gingen ze in heel Nederland kamperen. Een collega met een bestelbus bracht ze dan weg. Toen de kinderen het huis uit waren, treinden en fietsten ze Nederland door. Twee keer per jaar gingen ze met de bus naar Spanje. Ook bezochten ze Oostenrijk, Zwitserland en Joegoslavië. Thies: ‘We hebben altijd volop genoten.’ Hoewel die reizen er nu niet meer bij zijn, genieten ze nog steeds van het leven.

Bezig blijven

Lia kan nog steeds niet stilzitten. Tiest: “Ze loopt nog als een driejarige.” Ze breit, ze handwerkt, ze puzzelt. Ze gaat graag naar ’t Trefpunt om te bingoën of handwerken. “Soms kook ik nog zelf.” Boodschappen doet ze samen met haar jongste dochter. Tiest is altijd creatief geweest. Hij heeft veel ‘gepaint’ (schilderen met kraaltjes). Hij zit veel thuis, want hij loopt niet meer zo goed. Mandela’s kleurt hij nog en hij is graag op de Ipad bezig.

Hoe is het ze gelukt het samen zo lang vol te houden? Tiest: “Af en toe eens bekvechten.” Lia: “We hebben het altijd goed gehad en hebben dat nog steeds. We zijn gelukkig met al ons nageslacht.” Er is één groot verdriet: “Ons’ stamhouwerke is in 1996, acht maanden oud, aan hersenvliesontsteking gestorven.” Sinds achttien jaar wonen ze, nog helemaal zelfstandig, in een kleine ‘bejaardenwoning’. Ze hebben zes kleinkinderen en acht achterkleinkinderen. De jongste is deze maand geboren. “Ze helpen ons van alle kanten.”